Hoe het temperament van een kind te bepalen: doe de test

click fraud protection

Markeer de antwoorden die het beste werken voor uw kind.

1. Wat is het karakter van uw kind?

a) Kalm, langzaam, grondig, terughoudend, vredig;

b) Timide, verlegen, lichtgeraakt, beïnvloedbaar, besluiteloos;

c) Energiek, rusteloos, speels, heet, eigenwijs;

d) Liefhebbend van het leven, optimistisch, compromitterend, sociaal, risicomijdend.

2. Emoties die het vaakst door een kind worden ervaren:

a) Er zijn geen positieve, gewelddadige reacties;

b) Angst;

c) Woede, gewelddadige emoties;

d) Positieve emoties, lacht veel.

3. Welke spelletjes vindt het kind leuk?

a) Eenzaam, stil, kalm;

b) Eenzaam, rustig; mobiel en luidruchtig - alleen met dierbaren;

c) Gokken, luidruchtig, mobiel, zelfs agressief;

d) Iedereen, maar om het leuk te maken.

istockphoto. com

4. Reageert op straf:

a) Vrijwel geen emotie;

b) Negatief, met wrok;

c) Verbaal - rustig, over anderen - met gewelddadig protest

d) Kalmeren.

5. Kindgedrag in onverwachte situaties?

a) Licht emotioneel;

b) Een poging om deze situatie te vermijden (zelfbehoudinstinct);

instagram viewer

c) Een poging om weerstand te bieden (de noodzaak om te vechten);

d) Nieuwsgierigheid (uitgesproken positieve houding).

6. Hoe sociaal is uw kind?

a) Geeft de voorkeur aan eenzaamheid;

b) Geeft de voorkeur aan eenzaamheid, alleen sociaal met dierbaren;

c) Heeft toeschouwers en metgezellen nodig;

d) Houdt van de samenleving en van volwassenen en kinderen, leert elkaar snel kennen.

7. Welke positie neemt het kind in onder leeftijdsgenoten, zijn er leiderschapskwaliteiten?

a) Heeft geen autoriteit en kwaliteiten van een leider;

b) Geen leider, heeft autoriteit in een kleine vriendenkring;

c) Hij nomineert zichzelf als leider, maar zijn collega's behandelen hem anders;

d) Een geboren leider, de ziel van het bedrijf.

8. Geheugenfuncties:

a) herinnert zich langzaam, maar onthoudt en vergeet bijna niet het geheel (goed langetermijngeheugen);

b) Onthoudt op verschillende manieren, duikt meer in kleine dingen (twijfel aan zichzelf verstoort het langetermijngeheugen, en het feit dat veel wordt afgeleid, is van korte duur);

c) Onthoudt snel details, maar vergeet snel (kortetermijngeheugen is goed ontwikkeld, langetermijngeheugen staat nog in de kinderschoenen);

d) Grijpt snel en gemakkelijk het geheel en onthoudt zich voor een lange tijd (goed langetermijn- en kortetermijngeheugen).

istockphoto. com

9. Hoe wordt nieuw verworven?

a) Langzaam maar grondig;

b) Hangt af van de omstandigheden;

c) Grijpt direct, maar vergeet snel;

d) Snel en gemakkelijk.

10. Vermoeidheid:

a) Zeer laag (bijna nooit moe);

b) Hoog (elke activiteit veroorzaakt een storing);

c) Soms gemiddeld en soms hoog (hangt af van zijn emoties);

d) Gemiddeld (wordt moe in verhouding tot de activiteit).

11. Hoe worden leeftijdsvaardigheden aangeleerd?

a) Moeilijk (vaardigheden worden gedurende een lange tijd gevormd, maar voor een lange tijd);

b) Snel, maar onstabiel (stress kan regressie veroorzaken);

c) Volgens zijn leeftijd (doet niets behalve wat hem interesseert);

d) Gemakkelijk en gemakkelijk.

12. Kenmerken van spraak:

a) Langzaam, zonder gebaren, uitdrukkingsloos;

b) Rustig en onzeker, maar expressief;

c) De spraak is emotioneel, abrupt, snel en verandert voortdurend in een kreet. Babbelt, slikt woorden en lettergrepen;

d) Met gebaren en gezichtsuitdrukkingen, expressief, levendig.

13. Zijn bewegingen:

a) Solide, niet gehaast, traag;

b) kieskeurig, onnauwkeurig, onzeker;

c) Scherp, onstuimig;

d) Ritmisch, nauwkeurig, zelfverzekerd.

14. Verslaving aan school, aan de kleuterschool?

a) angst voor het nieuwe, onwil om te veranderen, langdurige aanpassing;

b) Lange gewenning, moeilijke aanpassing;

c) Gemakkelijk wennen aan de nieuwe omgeving, onwillige onderwerping aan de eisen van volwassenen;

d) Aanpassing is gemakkelijk en snel.

15. Slaapfuncties:

a) Valt snel in slaap, slaapt goed, de toestand na de slaap is lusteloos, slaperig;

b) Gaat lang naar bed, maar valt snel in slaap, na het slapen is de toestand opgewekt;

c) Langdurig in slaap vallen en moeilijk, onrustig slapen, na het slapen is de toestand heel anders: van de ergste tot de allerbeste;

d) Valt snel in slaap, slaap diep, na het slapen is de toestand opgewekt.

Als opties a) voornamelijk worden gevonden, dan is uw kind flegmatisch, heeft hij een evenwichtig, sterk, inert temperament.

Als opties b) voornamelijk worden gevonden, is uw kind melancholisch.

Als er voornamelijk opties c) zijn, dan is uw kind cholerisch, zijn karakter is onevenwichtig, sterk, inert.

Als opties d) voornamelijk worden gevonden, is uw kind optimistisch, zijn temperament evenwichtig, sterk en mobiel.

Aanbeveling:

Mama en papa, denk aan je jeugd en probeer de antwoorden te kiezen die bij je passen. Vergelijk uw temperament en het temperament van uw kind. Trek uw conclusies!

Druk je je sterkere temperament tegen je kind op?

Het zal voor u interessant zijn om te lezen:

  • Je pose in een droom zal je vertellen over je karakter en temperament;
  • hoe karakter te bepalen door haarkleur;
  • hoe de seizoenen het karakter beïnvloeden.
Instagram story viewer